zondag 25 oktober 2015

Metroritje van papier



In Venetië zag ik deze zomer ‘de schreeuw’. Niet die van Munch, maar van Eduardo Basualdo.  Basualdo’s schreeuw is materieel, 4 metalen staven met verfrommelde tekeningen erop geplakt. Op die tekeningen loopt de lijn van de metalen staaf door in grafiet, maar door het verfrommelen is die lijn helemaal vervormd en op sommige plaatsen onderbroken. Het is helemaal niet vreemd dat het hier over een schreeuw gaat. Ik kijk naar de bladen en stel me een voorovergebogen vrouw voor, een geschrokken jongetje en een kwade vader, een ontslagen werknemer en zijn ontgoochelde baas. Allemaal schreeuwen ze. Het duurt niet lang, zegt  de verticale opstelling van de tekeningen. Hoogstens een paar seconden.



Basualdo maakt het onzichtbare zichtbaar. Het lijkt alsof er zo meteen iets zal gebeuren, maar dat komt niet. De klank blijft uit. Basualdo plaatst ons in de wachtzaal. De machteloosheid van de kreet neemt toe. We voelen ons gefrustreerd. Zo is de papieren schreeuw nog sterker dan de echte.

Als ik de lepel afklop tegen het binnenste van de kookpot, vraag ik me af hoe dit geluid eruit zou kunnen zien. Dat routineuze getik moet toch een papieren vorm kunnen krijgen! En wat met het wilde razen van de metro, terwijl je erin zit? Hoe teken je dat?

Ik ging naar het SMAK. Daar hing de metrorit in de zaal waar de Dode Zee non-stop lijnen genereert, naast een zwartgekleurd linnen doek, dat uitgerekt van zoveel grafiet zijn slappe buik laat hangen.
De metrorit is geen product van luisteren, maar van voelen. Een ‘dessin automatique’. Je voelt hem trillen. Ga ernaar kijken en rijd door Brussel, Parijs of Madrid. Het zijn twee haltes, geloof ik.

Drawing, The Bottom Line, een expo over tekenkunstin het SMAK, 10.10.2015...31.01.2016



maandag 10 augustus 2015

Hyperrealiteit


Dit weekend las ik dankzij een facebookvriend een artikel uit de Groene Amsterdammer over hyperrealiteit. De auteur van het artikel, Frank Mulder, is kritisch voor Facebook, waar mensen een hyperidentiteit kunnen creëren. Dat is een identiteit zonder problemen, twijfels of ergernissen, waarin foto’s van vrolijke baby’s, mooie reizen en nieuwe relaties centraal staan. Je perfecte avatar. Mulder haalt Umberto  Eco aan, die al over de nepwereld schreef in 1975. Eco heeft niet Facebook, maar Disney Land geanalyseerd als een poging om de beperkingen van de tastbare wereld te verbeteren. Mulder vreest dat mensen zich maar al te graag laten inpakken door dit soort constructies en er daarna onder lijden. Wanneer ze het computerscherm uitzetten komt de confrontatie met de gewone realiteit, en dan is er zelftwijfel over die toch niet zo perfecte levensloop. De auteur roept op om de weerbarstige werkelijkheid met zijn uitdagingen te aanvaarden.

Die namiddag liep ik rond in de Santa Maria Maggiore en  de San Pietro kerk van Tuscania. Daar zijn fresco’s te zien van 1200 tot 1500. Dat er wat fragmenten uit verdwenen zijn, maakt de collage van  Middeleeuws en Renaissance nog mysterieuzer. De kleuren van een immense fresco, pastelroze en goudgeel, doen wat denken aan de Disney Land-taferelen. Aan de gevel van de San Pietrokerk hangen twee halve ossen die uit het gebouw willen ontsnappen. Ze overschouwen ons, wij koeien die op het grasveld met open mond naar die prachtige façade staren. In de San Pietrokerk staan Etruskische tombes, 2500 jaar oud ongeveer, met geposeerde standbeelden van hun inliggenden. De beelden van de doden zijn gebeitelde selfies zonder schoonheidsfoutjes, maar wel minder geïdealiseerd dan de Griekse godenbeelden. Echt genoeg om een mens voor te stellen op zijn best. Hyperrealiteit. Toen dacht ik, die hyperrealiteit is iets van alle tijden. Onze psyche heeft nood aan een feel good wereld. Het zit in ons DNA. Zoveel is er niet veranderd. Wij zijn Etrusken. Is het nu net iets van onze tijd om dit te problematiseren? Of waren die Etrusken ook al beducht voor  de neveneffecten van de nepwereld? Of vroegen ze de beeldhouwer gewoon om wat meer foto, euh, beitelshop?








woensdag 22 juli 2015

De Biënnale van Venetië in een paar gedachten. Het Italiaans Paviljoen, top of flop?




Het Italiaans paviljoen, top of flop?


Het Italiaans Paviljoen, aan de achterzijde van het Arsenale, tegen de tuinen, is een stuk groter dan de meeste andere paviljoenen. In eerste instantie was ik overweldigd door het groot aantal internationale topkunstenaars. Er is een gigantische video-installatie van Peter Greenaway. Vanessa Beecroft heeft er een eigentijdse versie van het werk ‘Etant donnés’ van Marcel Duchamp. Jannis Kounellis maakte een mooie installatie over de herinnering met een reeks identieke zwarte jassen. William Kentridge tekende een tijdslijn van de Italiaanse cinema gemaakt in houtskool, met de obligate fonteinscène van Anita Ekberg. Het thema van het paviljoen is de spanning tussen de kunsthistorische erfenis van Italië en de hedendaagse kunstenaars. Het is een reflectie over het verleden. Daarbij wordt al wat destructie toegepast, bijvoorbeeld in het fantastische werk van Nicola Samorì. Hij heeft bekende doeken uit de renaissance nageschilderd om ze vervolgens half af te pellen. Umberto Eco roept in zijn driedelig interview op om respect te hebben voor de vader die over zijn verleden vertelt, want als die vader daarmee stopt, is het verleden dood. Hij geeft voorbeelden uit zijn eigen leven: toen hij zijn thesis had afgewerkt, wou zijn vader alleen nog naar hem luisteren. Pa dacht dat zijn zoon nu meer te vertellen had. Eco betreurde dat. Er hoort een gezonde dynamiek te zijn tussen oud en nieuw.


 De jonge Italiaan is weleens verbolgen over het gebrek aan Italiaanse moderne kunst. Die moet vooral in Rome wijken voor het gigantische antieke patrimonium. Hij kijkt op naar steden als Barcelona of Berlijn, waar graffiti en gedurfde street-art wel mogen. Hier thuis hoor ik daar regelmatig over klagen. In de streek rond Rome en zuidelijker is er beduidend minder aandacht voor grafisch werk, mooie brochures, logo’s of websites. Umbrië is hier wel moderner in, met de vernieuwende studentenstad Perugia op kop. Toch was mijn vriend onder de indruk van het Italiaans paviljoen, dat volgens hem net een erkenning van het probleem was. Het bevatte ook veel goed werk in vergelijking met andere paviljoenen.


Toen ik er rond liep, vroeg ik me af of ik niet te snel in de val van die grote namen trapte. Ook in het Arsenale en het Centraal Paviljoen van Giardini bots je op zoveel erkende kunstenaars dat je tijd denkt te verliezen in de paviljoenen. In de Sala d’Armi ben ik door de nationale paviljoenen gerend uit schrik om belangrijker werk te missen. Je zal je werk daar maar tentoonstellen, in die lege zalen ocharme. Soms valt er echt wel wat te ontdekken, bijvoorbeeld in de paviljoenen van Denemarken en Uruguay. Als die topkunstenaars kwalitatief al een trapje hoger staan, ligt dit meestal aan de eenvoud en de toegankelijkheid van hun werken. Mindere goden, zoals Pamela Rosenkrantz van het Zwitsers Paviljoen, gaan zich wel eens te buiten aan hermetische teksten over hun werk, in dit geval een bad van methyleen, spandex, silicoon en Visorb.


Een vriend van ons die tentoonstellingen cureert, vond het Italiaans Paviljoen verschrikkelijk. Hij ergerde zich aan de jaarbeursachtige manier waarop de werken uitgestald worden. Het lijken stands naast elkaar. Hij vond het ook jammer dat de Italianen met Greenaway en Kentridge moesten uitpakken. Alsof ze zelf niets in huis hebben. Gelukkig waren Mimmo Paladino en Nicola Samorì er nog. Het klopt dat de video-installatie van Greenaway eigenlijk vrij banaal is. Een bewegende mozaïek van werken uit de Oudheid en de Renaissance. Misschien zijn Kentridge’s houtskooltekeningen dit keer ook niet zo geïnspireerd. Onze vriend vond nog dat Italië een karikaturaal beeld van zichzelf tentoonspreidde. Hij had liever een selectie gezien van drie hedendaagse kunstenaars die het paviljoen hadden mogen vullen met iets totaal anders, weg van de clichés. Een andere vriendin stond hem bij, het Italiaans paviljoen zou in de media een flop zijn genoemd.


 Nicola Samorì.

 

Jannis Kounellis

William Kentridge
 
Ik kan beide meningen begrijpen, maar moet zeggen dat mijn bewondering van Samorì’s werk er niet minder om is. De echte peace-maker tussen die twee visies is artieste Marzia Migliora. Zoals haar naam al zegt, is zij de beste van dit paviljoen. Zij reflecteert over het genre van het stilleven met een enorme kamer vol maïskolven. Je kan ernaar kijken door de deuren van een kast. Aan de andere kant van de zaal zie je jezelf staan. De vader van Migliora had een boerderij en dit beeld is er één uit haar kindertijd. De box vormt zo een archief van de herinnering, toegankelijk via die kast. Beetje Alice in Wonderland. Dat Wonderland zou hier evengoed Noord-Amerika kunnen zijn. Migliora is erin geslaagd om de thematiek van de herinnering te respecteren zonder in een karikatuur van Italië te vervallen. Hoezee voor Marzia!
Marzia Migliori

 
 

dinsdag 21 juli 2015

De Biënnale van Venetië in een paar gedachten. Het spel, de sleutel en de robot.


Het spel, de sleutel en de robot.

Mijn persoonlijke nummer 1 van deze biënnale is ‘Games whose rules I ignore’ van de Fransman Boris Achour. Je ziet een vitrinekast met allerlei absurde objecten die gezelschapsspellen moeten voorstellen, alleen kent niemand de regels. Achter de vitrinekast is een video te zien waarin twee vrouwen één van die spellen uitproberen. Ze zeggen niets, weten niet of ze het bij het juiste eind hebben, maar doen toch voort. Uiteindelijk lijken ze hun draai te vinden. Eenvoudig, maar gelaagd werk, dat je op veel manieren kan interpreteren. Het kan een politieke, sociale of existentiële betekenis krijgen. Echt iets voor fans van de twijfel en de volharding. Te zien in het Arsenale. In deze video zie je hoe de kunstenaar zelf een uitgevonden spel test:
http://www.bing.com/videos/search?q=Boris+Achour&FORM=HDRSC3#view=detail&mid=880E873EEFF3B56D9D22880E873EEFF3B56D9D22



In het Belgisch paviljoen trek een robotachtige installatie de aandacht. ‘Negative Space, a scenario generator for clandestine building in Africa’ van James Beckett. De installatie werkt volgens het principe van die nieuwe drankautomaten die met een lift je blikje cola uit het rek nemen en het vervolgens zonder deuk naar beneden laten glijden. Alleen zijn het hier geen blikjes maar huizen, die volledig geprogrammeerd worden neergepoot, tot er een stad ontstaat. Past goed in het overkoepelende thema over het kolonialisme. Al past deze zin niet in het plaatje, we hebben onze driekleur goed verdedigd in Venetië. Alleszins beter dan de Hollanders.



Japan is een twijfelgeval. Indrukwekkende installatie in hun paviljoen, maar misschien wat teveel Japanse animatiefilm-poëzie. Duizenden sleutels hangen aan rode koorden, tot er een roze nevel van draden ontstaat. Daaronder een paar vergane vissersboten. Gaat over herinneringen doorheen de tijd. Elke sleutel is een herinnering. Tja.

 

Dan waren we meer overtuigd van Sarah Lucas’ sculpturen in verband met gender en seksualiteit. De surrealistische vrouwenbenen met sigaret op onverwachte plaatsen doen je meteen glimlachen, net als de torenhoge erectie van haar gele kunststof mannen. In het Engelse paviljoen van Giardini.

 

Als je voeten het beginnen te begeven en je last krijgt van de hittegolf, ga dan naar het Franse Paviljoen. Je kan er heerlijk relaxen in de arena van mousse. Het lijkt op het eerste zicht beton. Laat je vervolgens hypnotiseren door de traag wandelende dennen  van Céleste Boursier Mougenot. Heerlijk!


 

 

De Biënnale van Venetië in een paar gedachten. Tekenaars en hun techniciteit.


Tekenaars en hun techniciteit
In mijn werk is imperfectie een troef, maar ik val nog steeds achterover van de precisie van sommige tekenaars. In het Arsenale word je op dat vlak verwend. Maar vergis je niet, de virtuositeit gaat verder dan l’art pour l’art.

Massinissa Selmani levert met zijn reeks ‘A-t-on besoin des ombres pour se souvenir’ uiterst gevoelige tekeningen af van zijn alledaagse ervaringen in al hun absurditeit. De Algerijn, die na zijn studie computerwetenschappen kunst ging studeren in Frankrijk, gebruikt in deze reeks steevast de kleuren blauw en rood, die met het witte papier de kleuren van de Franse vlag vertegenwoordigen. Hierover staat niet echt iets in de cataloog, maar ik vond het toch opmerkelijk.



Nidhal Chamekh, een Tunesiër, maakte de serie ‘De quoi rêvent les martyrs’. Met die martelaars heeft hij geen jihadisten voor ogen, maar de politieke activisten die hun leven gaven tijdens de Arabische Lente van 2011, zoals de fruithandelaar die zichzelf in brand stak. We zien gevoelige tekeningen van anatomie, geweren, dierenhoofden op mensenlichamen, afgewisseld met Arabische frasen en gekras. De tekeningen zijn over elkaar geplaatst, als de beelden in een droom. Chamekh stelt de dystopie voor na de droom, het uiteenvallen van de illusie, de materiële en menselijke kost van de revoluties.



‘The Anti-Clock Project’ van Nidhal Chamekh bestaat uit fijne tekeningen van monumenten die worden neergehaald. Quasi identieke beelden, maar een zinnetje in potlood geeft aan op welk moment ze hebben plaatsgevonden. Het neerhalen van een aantal obelisken in verschillende landen op verschillende tijdstippen, met daartussen een tekening van een mestkever die een bol rolt, wijst op een soort l’histoire se répète.



Minder politiek en iets ruwer getekend, zijn de werken van Olga Chernysheva. Haar werk is luchtig en tongue in cheek. Ze ziet de kunst in van absurde alledaagse situaties. De personen die in het MOMA opzoekingen doen op de Smartphone over de lelies van Monet verliezen het echte schilderij daardoor uit het oog. Ook prachtig is haar serie ‘Escalation’. De personen die in de metro de roltrap nemen vormen een toren, de roltrap zelf heeft ze weggelaten. Sterk beeld.
'Searches related to Monet's water lilies'

'Escalation 4'

maandag 20 juli 2015

De Biënnale van Venetië in een paar gedachten. De magie van de massa.


De magie van de massa

Indrukwekkend, dat is het minste wat je kan zeggen van Ibrahim Mahama’s installatie in de ‘Troncone’ van het Arsenale. De hoge muren van deze doorgang zijn volledig bedekt met jute zakken, wat de architectuur plots zeer voelbaar maakt. Ook conceptueel zit het snor. De Ghanese kunstenaar werkte samen met lokale handelaars om die zakken te verzamelen, die uit Zuid-Oost Azië worden geïmporteerd. Iedere zak draagt de namen van de personen die er zich van bediend hebben en wordt zo een symbool van hun persoonlijk verhaal. Doet denken aan de installaties van Ai Wei Wei waar krukjes elk een Chinees vertegenwoordigen, bijvoorbeeld. Mahama wil de aandacht trekken op de veranderde status van de marktplaats. Het ruilen van goederen heeft plaats gemaakt voor sociale ongelijkheid en uitbuiting. Zeiden we al dat dit een geëngageerde biënnale was?


 

In dezelfde trend zijn er de bakstenen van Rirkrit Tavanja. De 14 086 bakstenen vertegenwoordigen de hoeveelheid die nodig is om een kleine familiewoning te bouwen in China. Op de Biënnale hebben arbeiders de stenen buiten laten drogen om er dan de slogan ‘Never work’ in te stempelen in Chinese karakters. De slogan komt van een beweging genaamd de Situationisten en wijst op de onbeduidendheid van het vervreemdende daglonerswerk. Je kan zo’n steen kopen voor 10 €, als steun voor de opening van een cultureel centrum (ergens in Azië). Voor drie kilo meer in je koffer en een mooi souvenir van de biënnale, allen naar het Arsenale!



 

Een andere imposante installatie van 10 000 LED-plaatjes is THE PORTRAIT OF SAKIP SABANCI van Kutlug Ataman. Die plaatjes, zo groot als een pasfoto, geven elk een persoon weer die de goede werken ondervonden heeft van zakenman en filantroop Sakip Sabanci. De plaatjes vormen een golvend doek dat boven de hoofden van de bezoekers hangt. Misschien eerder spectaculair dan betekenisvol.

 

Wat soberder maar diepzinniger is het werk van Joana Hadjithomas en Khalil Joreige. Zij hebben in het Arsenale een muur gevuld met identieke dikke boeken. Elke dag mogen de bezoekers de katernen open snijden van één boek in het Arsenale en één boek in Giardini, Centraal Paviljoen. Deze boeken bevatten één korte beschrijving per pagina, zoals ‘Duizenden katten omringen Adonis’ of ‘Zelfportret in de spiegel met sjaal rond mijn nek, sjaal reikt tot op de grond.’, maar evengoed kunnen het scènes zijn uit de burgeroorlog in Beiroet. Beide kunstenaars zijn Libanees. De beschrijvingen komen van een derde, een fictieve fotograaf van postkaarten, Abdallah Farah. Die maakte ooit honderden rollen film, die hij door materiële problemen tijdens de Libanese burgeroorlog (1975-1991) nooit heeft kunnen ontwikkelen. Het 1312 pagina’s dikke boek bevat de beschrijvingen van Farah van elk van zijn foto’s. Door het ontbreken van beeldmateriaal moet de bezoeker een beroep doen op zijn verbeelding om zich de politieke en sociale evolutie van Libanon voor te stellen. Van donderdag tot zondag doen de kunstenaars ook een performance in de ARENA van Giardini. Het zou gaan om een lezing uit het boek door verschillende personen.


 

De Biënnale van Venetië in een paar gedachten. Werelden van elders.


Werelden van elders

Voor gedurfde Chinese kunst moet je niet in het Chinees paviljoen zijn, maar in het Arsenale.  Kunstenaar en pedagoog Qui Zhijie creëerde een poëtische taxonomie van de sociale rollen in China met zijn installatie ‘The Jing Ling Chronicle Theatre Project’. Je komt er terecht in een schilderij uit de Late Ming Dynastie, ‘Lantaarn Festival in Shanguyan’. De glazen wilde ganzen aan het plafond vertellen je onmiddellijk dat je in China zit. Verschillende objecten vertegenwoordigen personen en hun sociale relaties, volgens de cataloog van de Biënnale. Let op de ademende rugzak. Toch opmerkelijk: in deze traditionele Chinese wereld zijn de personen zelf verdwenen. Het is een verlaten plek uit een droom. Een paar houten bollen draait doelloos rondjes op een tafeltje, wat een onrustig geluid geeft. Qui Zhijie ontwierp eerder al een ‘suicidologie’ van de brug over de Nanjing rivier. Dat socialistisch monument is nu ironisch genoeg dé pleisterplek voor zelfmoordenaars.
Qiu Zhijie, The Jing Ling Chronicle Theatre Project, 2014.

In de vorige blogpost hadden we het al over Arsène Zhilayev en zijn cosmonautenutopie. In hetzelfde museum ‘Casa dei Tre Oci’ op Giudecca, krijgt de wereld van Marc Dion twee verdiepingen. Dion wordt er laborant van de ‘Wunderkammer’, rariteitskabinetten van voor de Verlichting. Tekeningen van zeedieren met een menselijke grimas, vissen op sterk water, verwarde notities in glazen kasten sieren het museum. In die laboratoria der wonderen, zoals de Italianen dat zo mooi uitdrukken, trachtte de achttiende-eeuwer zijn begrip van de wereld uit te drukken. Een van hen was de Engelse diplomaat Sir William Hamilton, die onderzoek deed in de baai van Napels. Jammer genoeg verloor hij veel objecten door een schipbreuk. Dion vervult Hamiltons droom door die, zogezegd uit de zee opgeviste, objecten te exposeren. Hij exploreert de grens tussen fictie en realiteit, die eigen is aan deze wunderkammer. Vervolgens past Dion de achttiende-eeuwse methodes om data te verzamelen toe op onze tijd. Zo maakte hij in gips afdrukken van hedendaagse instrumenten: een oplader van de Iphone, een plastic lepeltje, een batterij,… Leuk werk. Het stelt de ijver van de mens om zijn wereld te begrijpen en te verbeteren in een aandoenlijk daglicht.
Uit de expo 'Future Histories' van Mark Dion en Arseny Zhilyaev, werk van Mark Dion.
Van de utopie naar de dystopie, met alweer een Chinese artieste. Gefascineerd door de hypersnelle ontwikkeling van haar streek in Zuid-China, onderzocht Cao Fei de invloed van de sociale transities op de fantasieën en emoties van de mensen, vooral jongeren. Dat resulteerde in een aantal filmpjes. ‘Whose utopia’ (2006) over arbeiders in een lampenfabriek, ‘RMB City’ (2007-2012) met Cao Fei’s Second Life-avatar China Tracy in de hoofdrol en ‘Haze and Fog’ (2013), waarin het menselijk gedrag  degenereert onder invloed van de extreme luchtvervuiling. In Venetië stelt ze ‘La Town’(2014) tentoon, een film gemaakt met aandoenlijke klei-figuurtjes, genre Wallace and Gromit, ware het niet dat deze figuurtjes zich overgeven aan seks en drugs in een post-apocalyptische omgeving. Soms proberen ze nieuwe gemeenschappen te vormen, al lukt dat niet altijd. Cao Fei’s werk verwijst naar nieuwe ideeën over sociale organisatie, die kunnen ontstaan wanneer een natie in een langdurige staat van revolutie verkeert. Te zien in het Arsenale.