Focus Knack
liet het ons weten. Het Filmfestival van Gent is dit jaar gewijd aan Federico Fellini.
Het Caermersklooster zal een overzicht brengen van zijn werk en in het themacafé
naast de Kinepolis zal een kartonnen Anita Ekberg waarschijnlijk in een fontein
baden. Als onvoorwaardelijke fan wil ik het nu eens niet hebben over La Dolce
Vita, Roma of het virtuoze Otto e mezzo. Hier wil ik enkele pareltjes behandelen
die paria’s riskeren te worden in het oeuvre van Fellini. Ok, de eerste kent u
misschien nog wel.
Tijdens mijn
prille studententijd ging ik bij een
vriendin naar La Strada kijken.
Ik bewonderde het artistieke interieur van de vriendin, de Guernica-stier die
ze uit koperblad had gesneden, de roodgeverfde muren, de hoge plafonds, de
gigantische bananenplant. Het had iets heel onafhankelijk. Ze schonk
bananenthee en ik had het gevoel dat we die avond iets erg nuttig zouden doen.
De grootse Italiaanse cinema exploreren. La
Strada gaat over de stuurse foorkramer Zampano en zijn aandoenlijk naïeve
assistente Gelsomina. In die rollen een letterlijk ijzersterke Anthony Quinn,
die zijn borst opzwelt en de ketens rond zijn lijf breekt. Giulieta Masina, de
vrouw van Fellini, speelt Gelsomina. Zij wordt hardvochtig gedwongen om de
clown te spelen in het circustoneeltje. Toch geniet ze van de nieuwe wereld die
Zampano haar laat ontdekken. Als haar enige vriend, een koorddanser, een dodelijke
slag krijgt van Zampano, overvalt haar een ongeneeslijke melancholie. De
eindscène liet ons stil achter. Anthony Quinn die op het strand ineenstort. De
enige creatuur die van hem heeft gehouden, heeft hij het leven onmogelijk
gemaakt. Een bittere verlossing, want
Gelsomina bracht hem gevoel bij. Ze doorbrak uiteindelijk zijn hardvochtigheid.
Dat trompetdeuntje van Nino Rota. Bijna tien jaar later zag ik La Strada terug. De ietwat larmoyante
Gelsomina, nog steeds even onbevangen als tien jaar geleden. Zampano, gebaseerd op een angstaanjagende
beenhouwer uit Fellini’s half verzonnen kindertijd. De charmante koorddanser
die rokend viool speelt. Richard Basehart met zijn hoge stem en zijn berekende
naïviteit. Fellini kon moeiteloos de kritiek pareren dat zijn film niet
neo-realistisch genoeg was, dat het allemaal te sprookjesachtig was, door zijn
eigen wereld door te drijven. Daar verdient hij een medaille voor artistieke
moed voor. Zijn koldereske aanpak is net een meerwaarde, een abstractie van een
universeel menselijk drama. In de greep zijn van een persoon die geen liefde
kan geven. La Strada sprak zowel de
massa als de intellectueel aan, fabrikanten wilden snoep en poppetjes maken van
Gelsomina, Fellini moest er niet van weten. Hij had sympathie voor de
volksmens, maar wist ook goed waar hij de lijn moest trekken. Hij kreeg een
Zilveren Leeuw en een Oscar voor de film.
In Bagnoregio,
een van de steden waar Fellini La Strada opnam, kon ik met de lokale kleermaker
spreken die zestig jaar geleden voor Fellini had gewerkt. Het moet nog
amateuristisch geweest zijn in 1954. Fellini die de kleermaker vroeg een cape
te maken voor Gelsomina. Een andere dorpeling maakte de vreemde moto met
aanhangwagen/leefruimte. De regisseur plukte een jongetje uit de school dat een
scene moest spelen. Hij bracht zijn Felliniaanse euforie naar het dorp, dat
tien jaar eerder zwaar geteisterd was door de oorlog. Dit wordt één van de
thema’s van de tekst waar ik aan werk. Hopelijk na de vakantie meer hierover.