zaterdag 15 november 2014

Het Favoriete Spel van Leonard Cohen

Iedere rabiate Cohen-fan heeft ondertussen zijn nieuwste CD in huis gehaald. In het eerste nummer ‘Slow’ op ‘Popular problems’ heeft Cohen het over zijn aangeboren zucht naar traagheid. ‘It’s not because I’m old’ kreunt hij met enige wanhoop, om te anticiperen op het evidente argument. with you it’s got to go, with me it’s got to last’. ‘Slow’ is een erotische uitnodiging, waar alleen Cohen met zijn diep stem op zijn tachtigste nog mee wegkomt. De zelfspot, nog versterkt door het parodietje op een bluesnummer, doen je meteen glimlachen.

In het centrum van Amsterdam vond ik onlangs een stukje Engeland van vijf verdiepingen hoog. ‘Waterstones’, the home of English books. In de draai van de tweede naar de derde verdieping wachtte mijn laat verjaardagsgeschenk: ‘The Favorite Game, a novel’. Een roman van singer-songwriter Leonard Cohen.
Afrekenen lukt enkel in het Engels, daar bij Waterstones. Ik haalde mijn beste Oxford-accent boven, en mijn vriend een biljet van 20 €. See you again. Mijn vriend ploos de afdeling design uit, ik las de eerste bladzij daar in de erker van het Waterstones-torentje.

De schrijfstijl is fragmentarisch, poëtisch, beeldend. De 29-jarige Cohen had het gevoel voor ironie al in zich, toen hij eerst in het regenachtige Southampton en daarna op het Griekse eiland Hydra aan zijn roman schreef.
‘ A bullet broke into the flesh of his father’s arm as he rose out of a trench. It comforts a man with coronary thrombosis to bear a wound taken in combat’
We zien de fragiele vader, trots op zijn oorlogswonde. Een trots waaraan zijn jonge zoon zich wel eens zal ergeren. Dan de moeder, een wonde op zich.
‘His mother regarded the whole body as a scar grown over some earlier perfection which she sought in mirrors and and windows and hub-caps.’

Ouders en littekens, een psychoanalytisch begin. Al snel blijkt het eerste boek van Cohen een massa autobiografische elementen te bevatten. Het hoofdpersonage Breavman, uit de Joodse middenklasse, verliest zijn vader wanneer hij ongeveer tien is. Zijn moeder zwelgt in zelfmedelijden en uit in de volgende jaren beschuldigingen aan haar afwezige zoon. Die zoon, die poëzie schrijft en boeken en niet met zijn moeder praat. Breavmans ironie wordt van jongsaf zijn schild, de absurde gesprekken met zijn vriend Krantz zijn zwaard.
‘Krantz, is it true that we are Jewish?’
‘So it has been rumoured, Breavman.’
‘Do you feel Jewish, Krantz?’
‘Thoroughly.’
‘Do your teeth feel Jewish?’
‘Especially my teeth, to say nothing of my left ball.’

Ze zweren zich niet te laten innemen door lange auto’s, filmromantiek, het Rode Gevaar of het tijdschrift The New Yorker. In de Buick van Krantz vader rijden ze door sneeuwstormen, er rotsvast van overtuigd dat ze twee schoonheden zullen ontmoeten. De duurzame liefde is een ander paar mouwen. Zo legt de jonge Breavman het uit aan zijn liefje Shell:
‘I read that Rousseau did right to the end of his life. I guess a certain kind of creative person is like that. He works all day to discipline his imagination so it’s there he’s most at home. No real corporal women can give him the pleasures of his own creations. Shell, don’t let me scare you with what I’m saying.’

Breavman-Cohen vergaart succes met zijn poëziebundels nog voor hij naar New York trekt, naar de universiteit die hij snel zal verlaten. Cohen beschreef zijn eigen ervaring aan Colombia-university als ‘passie zonder vlees, liefde zonder climax’. Breavman bestudeert vlees en climax in New York, maar laat de lessen vallen.  In 1957 keerde Cohen naar Montreal terug om er allerlei vreemde jobs te doen. Ook Breavman gaat in de fabriek werken, maar het handwerk verveelt hem danig. Cohen analyseert het gevoel piekfijn.
‘The boredom was killing. Manual labour did not free his mind to wander at all. It numbed his mind, but the anesthesia was not sufficiently potent to deliver it from awareness. It could still recognize its bondage.’

Breavman en Krantz zetten hun laatste samenspel in op het zomerkamp, waar ze beiden monitor zijn. Ze raken het oneens over de omgang met Martin Stark, een bijzonder jongetje dat liever gras telt dan aan de spelletjes deel te nemen. Krantz slaat een burgerlijkere weg in, Breavman looft de eigenheid van het jongetje.
De enigmatische stijl van de zinnen wordt wel eens zwaar naar het einde, maar de roman blijft knap en zeer beeldend. De typische Cohen-thema’s zitten er in: seksualiteit, religie, politiek, menselijke relaties. Zijn roman is sterk autobiografisch, veel meer nog dan zijn latere songteksten. Daarom wilde zijn Canadese uitgeverij hem eerst niet uitgeven. Cohen moest er uiteindelijk drie jaar mee leuren. Op de vraag om zijn tekst duchtig in te korten antwoordde hij: ‘anyone with an ear will know I've torn apart orchestras to arrive at my straight, melodic line.’ Uiteindelijk verscheen zijn boek eerst in Engeland, in 1963.

 Breavman gebruikt een spelletje uit zijn jeugd als metafoor voor het leven. Eén van de iconische vrouwen uit zijn kindertijd, Bertha, zwaait de anderen in het rond tot ze in de verse sneeuw vliegen. Ze doen hun best om zo vreemd mogelijk neer te komen en laten een bloesem-achtig veld na met stengels van voetafdrukken. De tachtigjarige Cohen zingt: ‘Party’s over, but I’ve landed on my feet. I’m standing on this corner, where there used to be a street’.

(‘A favorite game’ is opnieuw uitgegeven bij Vintage Books, www.vintagebooks.com.
Wapen u tegen de aanlokkelijke miniatuurweergaven van al die vintage books!)