Het Italiaans Paviljoen, aan de achterzijde van het
Arsenale, tegen de tuinen, is een stuk groter dan de meeste andere paviljoenen.
In eerste instantie was ik overweldigd door het groot aantal internationale
topkunstenaars. Er is een gigantische video-installatie van Peter Greenaway. Vanessa Beecroft heeft er een eigentijdse versie van het werk ‘Etant
donnés’ van Marcel Duchamp. Jannis
Kounellis maakte een mooie installatie over de herinnering met een reeks identieke zwarte jassen. William Kentridge tekende een tijdslijn
van de Italiaanse cinema gemaakt in houtskool, met de obligate fonteinscène van
Anita Ekberg. Het thema van het paviljoen is de spanning tussen de kunsthistorische
erfenis van Italië en de hedendaagse kunstenaars. Het is een reflectie over het
verleden. Daarbij wordt al wat destructie toegepast, bijvoorbeeld in het
fantastische werk van Nicola Samorì.
Hij heeft bekende doeken uit de renaissance nageschilderd om ze vervolgens half
af te pellen. Umberto Eco roept in
zijn driedelig interview op om respect te hebben voor de vader die over zijn
verleden vertelt, want als die vader daarmee stopt, is het verleden dood. Hij
geeft voorbeelden uit zijn eigen leven: toen hij zijn thesis had afgewerkt, wou
zijn vader alleen nog naar hem luisteren. Pa dacht dat zijn zoon nu meer te
vertellen had. Eco betreurde dat. Er hoort een gezonde dynamiek te zijn tussen
oud en nieuw.
De jonge Italiaan is
weleens verbolgen over het gebrek aan Italiaanse moderne kunst. Die moet vooral
in Rome wijken voor het gigantische antieke patrimonium. Hij kijkt op naar
steden als Barcelona of Berlijn, waar graffiti en gedurfde street-art wel
mogen. Hier thuis hoor ik daar regelmatig over klagen. In de streek rond Rome
en zuidelijker is er beduidend minder aandacht voor grafisch werk, mooie
brochures, logo’s of websites. Umbrië is hier wel moderner in, met de vernieuwende
studentenstad Perugia op kop. Toch was mijn vriend onder de indruk van het
Italiaans paviljoen, dat volgens hem net een erkenning van het probleem was. Het
bevatte ook veel goed werk in vergelijking met andere paviljoenen.
Toen ik er rond liep, vroeg ik me af of ik niet te snel in
de val van die grote namen trapte. Ook in het Arsenale en het Centraal Paviljoen
van Giardini bots je op zoveel erkende kunstenaars dat je tijd denkt te
verliezen in de paviljoenen. In de Sala d’Armi ben ik door de nationale
paviljoenen gerend uit schrik om belangrijker werk te missen. Je zal je werk
daar maar tentoonstellen, in die lege zalen ocharme. Soms valt er echt wel wat
te ontdekken, bijvoorbeeld in de paviljoenen van Denemarken en Uruguay. Als die
topkunstenaars kwalitatief al een trapje hoger staan, ligt dit meestal aan de
eenvoud en de toegankelijkheid van hun werken. Mindere goden, zoals Pamela
Rosenkrantz van het Zwitsers Paviljoen, gaan zich wel eens te buiten aan
hermetische teksten over hun werk, in dit geval een bad van methyleen, spandex,
silicoon en Visorb.
Een vriend van ons die tentoonstellingen cureert, vond het
Italiaans Paviljoen verschrikkelijk. Hij ergerde zich aan de jaarbeursachtige
manier waarop de werken uitgestald worden. Het lijken stands naast elkaar. Hij
vond het ook jammer dat de Italianen met Greenaway en Kentridge moesten
uitpakken. Alsof ze zelf niets in huis hebben. Gelukkig waren Mimmo Paladino en
Nicola Samorì er nog. Het klopt dat de video-installatie van Greenaway
eigenlijk vrij banaal is. Een bewegende mozaïek van werken uit de Oudheid en de
Renaissance. Misschien zijn Kentridge’s houtskooltekeningen dit keer ook niet
zo geïnspireerd. Onze vriend vond nog dat Italië een karikaturaal beeld van
zichzelf tentoonspreidde. Hij had liever een selectie gezien van drie
hedendaagse kunstenaars die het paviljoen hadden mogen vullen met iets totaal
anders, weg van de clichés. Een andere vriendin stond hem bij, het Italiaans
paviljoen zou in de media een flop zijn genoemd.
Nicola Samorì.
Jannis Kounellis
William Kentridge
Ik kan beide meningen begrijpen, maar moet zeggen dat mijn
bewondering van Samorì’s werk er niet minder om is. De echte peace-maker tussen
die twee visies is artieste Marzia
Migliora. Zoals haar naam al zegt, is zij de beste van dit paviljoen. Zij
reflecteert over het genre van het stilleven met een enorme kamer vol
maïskolven. Je kan ernaar kijken door de deuren van een kast. Aan de andere
kant van de zaal zie je jezelf staan. De vader van
Migliora had een boerderij en dit beeld is er één uit haar kindertijd. De box
vormt zo een archief van de herinnering, toegankelijk via die kast. Beetje
Alice in Wonderland. Dat Wonderland zou hier evengoed Noord-Amerika kunnen
zijn. Migliora is erin geslaagd om de thematiek van de herinnering te
respecteren zonder in een karikatuur van Italië te vervallen. Hoezee voor Marzia!