Als u dezer dagen in de buurt van Bozar bent en u heeft
slechts 10 euro ter beschikking, ga dan naar Zurbarán, de Spaanse barokschilder.
Dit betekent dat u Borremans even moet uitstellen, maar in de plaats krijgt u
echt mysterie. Ergens in zaal 3 wacht de Heilige Francisco u op. Een monumentale
figuur in bruine pij, met gebogen hoofd. Dat hoofd onherkenbaar obscuur, onder
een belichte kap. Die kap van San Francisco is Zurbaráns masker van Borremans,
maar dan zoals het echt moet bestaan hebben. Zijn voeten lichtjes zwevend troont
Franciscus nederig boven u uit, zoals alleen een Heilige Francisco dat kan, en
neemt u mee in zijn visioen. Even verderop vindt u een paar agnus dei, een thema dat Zurbarán nauw
aan het hart lag. Deels omdat hij er zijn techniciteit in kwijt kon. Zurbarán
was de koning van het wit, daarom schilderde hij zo fanatiek kartuizerpijen. De
witte krullen van het lam komen zo overtuigend van de donkere achtergrond, dat
u het lam over het lijdende kopje wil strelen. Net wanneer u dat wil doen, zal
een lichte gouden streep, een onhandig fijn cirkeltje boven dat kopje, uw
aandacht trekken. Het is een aureooltje, maar dan zulk een fijntje dat ik er althans
in geloof. Het visioen van Franciscus en het aureool van het lam. Ze brengen u
dichter bij het mysterie dat die religie ooit moet geweest zijn.
Als kind heeft de Kerk zich aan mij voorgedaan in de vorm van
slechtgeluimde kloosternonnen, die onze kleuterachtige vrolijkheid de kop
indrukten. Bij Zurbarán voel je de oprechtheid van de overtuiging. De
schoonheid van de zingeving. Dat deze katholiek is, hoeft voor de moderne mens
geen barrière te zijn. Het is zijn liefde voor zijn onderwerp, die de
vervreemding zoveel geloofwaardiger maakt dan bij Borremans. De wereld van het
mystieke verschijnt werkelijk als een parallel universum. Zelfs de ietwat
lachwekkende onbevlekte ontvangenis, enkele kinderhoofden komen alvast piepen
onder het kleed van de zwevende Maria, wordt waarachtig door de prachtige realistische
weergave van de gewaden en de voorstelling van Maria als een bescheiden jong
meisje. Zurbarán kon surrealisme en realisme verbinden in zijn schilderijen, op
een ongedwongen manier. Het wordt geen systeempje omdat de man werkelijk
begeesterd was. Dat zie je ook in zijn vermeende zelfportret, waar de sjofele
schilder met open mond naar de gekruisigde Christus kijkt. Officieel is dit Sint-Lucas,
off-the-record, Zurbarán zelf, als een doorleefde Julien Schoenaerts. Met een
hand op het hart, in de andere een minuscuul paletje, bekijkt hij die perfecte bleke
figuur aan het kruis. De adoratie en empathie lijken zo groot dat de schilder
zich afvraagt waar hij maar mee bezig is. Zulk een obsessie, je wenst het
Borremans toe.
Als u echt geen afstand kan doen van uw antireligieuze gevoelens,
ga dan naar zaal 10. Daar hangen schilderijen uit de tijd dat Sevilla in een economische
crisis zat, herkenbaar dus. De religieuze geldschieters lieten het afweten, Zurbarán
schilderde half de zeventiende eeuw voor een ruimer publiek van nobelen. Zijn serie
martelaressen zijn geen stervende dutsen, maar vastberaden vrouwen in prachtige
gedrapeerde stoffen. De Heilige Casilda heft haar kleed op en loopt in profiel
ergens naartoe. Daarbij neemt ze even de tijd om u scherp aan te kijken, met
een fijn glimlachje om de mond. Uitdagend bijna. Het is een kalme vrouw die van
geen kleintje vervaard is. Een prachtige psychologische sterkte straalt ze uit.
Waar gaat ze heen, waarom die blik? Casilda roept vragen op en heeft daarvoor
geen masker nodig.
Zurbarán had niet alleen een fascinatie voor God, maar ook
voor zijn medemens, dat zie je aan die portretten. En dan hebben we nog niet
gesproken over de waardigheid van het vaatwerk in zijn stillevens. Hoe goddelijk
beschenen zijn kopjes eruit zien.
Dus, wanneer u nogmaals voor de Bozar staat, zet uw eventuele
angst voor zeventiende-eeuws en religieus dan opzij. Stap mee in de visoenen
van deze eerlijke schilder. U zal zien, zo moeilijk is het niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten